Gingelom wordt “Het Drie Swaenenland” genoemd naar de drie waterlopen die hun oorsprong hebben in Gingelom nl. : de Molenbeek, de Cicindriabeek en de Melsterbeek.
Waarvan die naam “Het Drie Swaenenland”? Een stroom werd al altijd in verband gebracht met een zwaan, of eerder met de hals van een zwaan, waarschijnlijk omwille van de sierlijke meanders van een waterloop die doen denken aan de vormen van de hals van een zwaan.
Het is ook ietwat bijzonder dat de drie Gingelomse beken naar Sint-Truiden lopen en de stad als het ware omarmen. In vroeger tijden werd een stad steeds gesticht werd waar er water was, omdat water de eerste noodzaak is om te leven. De H. Trudo vestigde in 655 zijn abdij, de oorsprong van de stad St-Truiden, daar waar voldoende water aanwezig was. Water dat afkomstig was van de 3 beken die in Gingelom ontsprongen.
Opmerkelijk is ook het feit dat Gingelom op de scheiding ligt van het Scheldebekken en het Maasbekken. Inderdaad, in Lens-Saint-Servais, ietwat meer zuidwaarts, ontspringt de Jeker of Geer die over Borgworm en Tongeren te Maastricht in de Maas uitmondt zodat al wat ten Zuiden en ten Oosten van Jeuk gelegen is, behoort tot het bekken van de Jeker en alzo tot het Maasbekken. De rest van het grondgebied van de gemeente vloeit af naar het Scheldebekken.
De Molenbeek
Ontspringt te Kortijs in de omgeving van de Driesstraat. Loopt verder door het dorp, dan rechts van de Kortijsstraat en de Haagstraat richting Niel langs Montenaken waar men de Neremmolen aantreft.
Zowel de hoeve als de watermolen behoorden reeds voor 1555 tot de bezittingen van de Kruisheren van Colen (Kerniel bij Borgloon). Voorheen was het goed waarschijnlijk eigendom van Maria Colen, stichteres van de orde. De orde van de Kruisheren van Colen verkocht de molen in 1624 aan de Commanderij van de Duitse Orde te Ordingen. Deze bleef in hun bezit tot aan de Franse bezetting. Op de molen was gedurende lange tijd eenzelfde molenaarsfamilie actief.
De molen werd vanaf 1782 en gerund door Jan Beyns, die gehuwd was met de molenaarsdochter. Tijdens de Franse overheersing kwam de molen in het bezit van de familie Beyns en deze familie bleef in het bezit van de molen tot de verkoop in 1887 aan Julius Beauduin uit Jeuk. Deze liet in de molen een stoommachine plaatsen.
In 1924 kocht molenaar Ferdinand Salmon, vroegere eigenaar van de in 1922 afgebroken stenen Bergmolen van Montenaken, de Neremmolen aan. In de jaren 1960 werd de molen buiten werking gesteld. De huidige hoevegebouwen stammen hoofdzakelijk uit de tweede helft van de 18de eeuw.
In 1987 werd het gebouw beschermd als monument. Het waterrad en het binnenwerk zijn nog aanwezig, maar de molen kan niet meer draaien. De huidige eigenaars hebben het water omgeleid, aangezien het vaak leidde tot overstromingen.
Na de Neremsmolen loopt de Molenbeek rechts van de Gemeentestraat en passeert waar vroeger het kasteel van Niel van de familie Looz-Corswarem was gelegen. Daarna loopt de beek verder langs de 17e eeuwse vierkantshoeve “De poorte van Egmond”, richting Naamsestraat.
In Niel was vroeger in de Naamsestraat eveneens een watermolen. De watermolen op de Molenbeek zou gedateerd hebben uit de tweede helft van de 18de eeuw1. De oudste geschreven bron spreekt van het jaar 1795, een jaar waarin de molen al enige tijd in bedrijf was.
De Atlas der Buurtwegen uit 1845 leert ons dat de toenmalige watermolen eigendom was van ‘Joseph Vidal, meunier’ (molenaar). Hij bezat niet alleen de watermolen, een huis met tuin ernaast en een ’place’ tussen de twee in, ook de percelen grond die aan de beek en de omleiding van de beek grensden waren van hem. Een blik in de bevolkingsregisters leert ons dat Joseph Vidal, geboren in 1788 en afkomstig uit Luik, in de jaren 1820-1821 naar Niel verhuisde. Op dat moment was hij getrouwd met Marie Ida Wouters, en hadden ze al een eerste zoon. Hier in Niel zouden ze nog twee zonen en drie dochters krijgen, waarvan de meeste als landbouwer werkten.
Hun oudste dochter Victoire werd in 1821 geboren en zij zou later trouwen met Jean Daniels, die later de molen verder zou uitbaten. In 1942 zou het waterrad in de zuidoostelijke puntgevel verwijderd zijn. De omleiding van de Molenbeek werd hierbij ook gedempt. De laatste bewoners was de familie Isidoor Schalenborgh-Vriamon.
Daarna werd het huis verkocht, geraakte in verval en werd afgebroken in 2000.
De Molenbeek loopt verder onder de Naamse straat richting Steenweg (N80) die ze kruist ongeveer ter hoogte van het huis Lux (vroeger Dokter Lux). Daar vervoegt de Boenebeek de Molenbeek die verder evenwijdig aan de Steenweg loopt richting Kamerijck.
Bij de Kamerijckhoeve behoorde van oudsher een graanmolen op de Molenbeek.
De Kamerijckhoeve was al voor 1274 eigendom van de benedictinessen-abdij Nonnen-Mielen in Sint-Truiden. In de Franse tijd kwam de hoeve in handen van de gebroeders Surlet de Chokier. Op het woonhuis van 1777 na zijn alle hoevegebouwen 19e- of 20e-eeuws.
Bij de Kamerijckhoeve behoorde van oudsher een graanmolen op de Molenbeek. Het molenaarshuis bestaat nog, maar het molenhuis werd in 1956 afgebroken. Tijdens deze afbraak vond men een jaarsteen van 1653. Een kopie ervan werd boven de hoevepoort ingemetseld.
Het verloop van de beek werd daar hertrokken en het waterwiel werd verwijderd van de molen die zich bevond in het bijgebouw, links van de Kamerijckhoeve.
De Molenbeek verlaat dan Gingelom richting Velm. Daar loopt ze links van de Velmerlaan naar Halmaal, verder langs Gorsem en Duras waarna ze iin Runkelen uitmondt in de Melsterbeek.
De Boenebeek is een secundaire beek van de Molenbeek. Deze ontspringt ter hoogte van de Hellebronstraat in Montenaken, achter het rusthuis. Daarna loopt ze verder links van de Montenakenweg en later langs de Steenweg van Gingelom om uit te monden in de Molenbeek ongeveer tegenover het huis Lux.
Werd vroeger Hellebronbeek (volkse benaming) en daarna Linthoutbeek (officiële benaming tot 1950) genoemd. Later werd ze tot Boenebeek omgedoopt.
De Cicindriabeek
De bron van de Cicindriabeek bevindt zich aan de vijver van het kasteel van Hasselbroek (Jeuk) en stroomt via de Broekstraat richting het gehucht Hundelingen.
Loopt links van de Houtstraat, kruist de Albert Moyaertsstraat om richting Borlo te nemen waar zich in de Molenstraat de watermolen bevindt.
De molen op de Cicindria werd al vermeld in 1065 als Sint-Truidens abdijgoed. Na een hagelramp in 1645 liet abt Hubertus van Zutendaal het nu nog bestaande molenhuis terug opbouwen in 1652. Het wapenschild van deze abt is nog terug te vinden in het molenhuis. De molen heeft nog gewerkt als een verfmolen, aanvankelijk om mecraprood (een rode, natuurlijke organische kleurstof, die wordt verkregen uit de wortel van de meekrapplant) en olie te maken. Later werd nog enkel graan gemalen.
Sinds de tweede wereldoorlog werd er met elektriciteit gemalen. Het molengebouw werd eind jaren 1980, begin jaren 1990 in de oude stijl gerenoveerd, met authentieke materialen. Ook het binnenwerk werd hersteld. Het waterrad en het sluiswerk zijn verdwenen. De aftakking van de Cicindria is drooggelegd. Het gebouw is thans bewoond. In de tuin is nog een natuurlijke waterbron aanwezig.
De Cicindria doorkruist verder Borlo en loopt rechts van de Homsemstraat naar Buvingen en Muizen waar ze verder rechts van de Truilingenstraat over Kerkom naar St-Truiden loopt.
Ook in Muizen was een watermolen. Deze werd uitgebaat door Octaaf Vanmarsenille, bijgenaamd “Het bultje” wegens zijn handicap. Hij was na Alexander Fallas en Joseph Libens nog burgemeester van Muizen van 1953 tot 1958. Gedurende de oorlog 1940-1944 liet gans de streek er in het geheim, buiten weten van de Duitse bezetter, graan malen. Deze molen werd afgebroken om plaats te ruimen voor de woonst van de familie Herbots-Porta.
De beek verlaat Muizen richting Kerkom-dorp. Loopt dan naast de Naamse steenweg naar Bevingen en verder dwars door Sint-Truiden. Daar loopt ze langs de Naamse steenweg en de Beekstraat en mondt zoals de Molenbeek eveneens uit in de Melsterbeek te Melveren.
De Voortbeek is een secundaire beek van de Cicindria. Ontspringt ongeveer ter hoogte van de wasserij St-Joris aan de Kustrijkstraat. Loopt langs Klein-Jeuk richting Wintboomstraat en mondt uit in de Cicindria tussen Jeuk en Borlo.
De Reysbeek of Logebeek is eveneens secundair aan de Cicindria . Ze ontspringt te Buvingen ongeveer ter hoogte van het voetbalplein en het huis Pieraerts rechts van de Truilingenstraat. Loopt dan langs de Truilingenstraat te Muizen dwars door de vijvers om er in de Cicindria uit te monden tussen de Truilingenstraat en de Kruisstraat.
De Melsterbeek
Ontspringt in Heiselt, gehucht van Jeuk, rechts van de Heiseltstraat en de Jean Louis Vrankenstraat. Loopt verder dwars door Boekhout en Mielen rechts van de Borgwormse steenweg naar Aalst. Kruist de Luikersteenweg en de Vliegveldlaan te Brustem alsook de Tongerse steenweg. Passeert langs Ordingen en Zepperen, dan de N80, draait dan links langs Diestersteenweg naar Runkelen en verder naar Binderveld, Grazen, langs Geetsbets en mondt uit in de Gete tussen Geetbets en Donk.
Zowel de Cicindria (te Melveren) als de Molenbeek (te Runkelen) monden uit in de Melsterbeek.
De Zevenbronnenbeek heeft niets te maken met “Het Drie Swaenenland” omdat ze volledig onafhankelijk van de 3 andere beken en dan nog zeer kortstondig op Gingelomse bodem vloeit. Zij ontspringt dicht bij de grens tussen Montenaken en Walshoutem, ze vormt verder de grens tussen beide dorpen en is tevens ook de provinciegrens tussen Limburg en Vlaams Brabant. Ze verlaat al heel snel het grondgebied van Gingelom richting Wezeren en verder naar Walsbets.
Wordt de Dormaalbeek en loopt verder langs Landen en tussen Rumsdorp en Attenhoven naar Neerlanden en Halle Booienhoven waarna ze in Zoutleeuw zich in de Kleine Gete stort. Deze versmelt zich met de Grote Gete te Budingen. De Gete mondt uit in de Demer te Halen. Deze mondt uit in de Dijle te Werchter. die samen met de Grote Gete de Rupel te Rumst vormt. De Rupel stort zich te Rupelmonde in de Schelde.
Bronnen :
” Montenaken: hydrografisch…” van G. Gielen
De website: http://geoloket.vmm.be/zonering/map.phtml