Via een laan met Amerikaanse eikenbomen bereiken we aan de zuidkant van een groot plein, ‘den Dries’ genaamd, de St.-Rumolduskapel. Ze is gelegen in het gehucht Klein-Vorsen en anders dan deze vredige locatie doet vermoeden heeft de bouw van de kapel een bewogen geschiedenis achter de rug. Hoewel iedereen sprak van de St.-Rumolduskapel beschouwden de Klein-Vorsenaren dit bedehuis als een volwaardige parochiekerk.
Onder de parochie van Montenaken bestonden destijds 3 kapellen; de kwart-kapel van Kortijs (de huidige parochiekerk), de Stepskapel en de St.-Romboutskapel. Deze laatste, ook gekend als de St.-Rumoldus kapel, stond eertijds aan de ‘Cruyswegh‘, het kruispunt van de huidige Langstraat en de Oude Tramstraat. De Oude Tramstraat was trouwens gekend als de ‘Capelle straete’ of ‘de straete leijende van de gemeijnte naer Bosschellen’. De kapel was van hout getimmerd hetgeen tot de 16e eeuw gebruikelijk was voor alle huizen, kerken en kapellen.
Op het einde van het jaar 1645 of begin 1646 werd ze onder impuls van de gemeente en onder het waakzaam oog van de pastoor van Montenaken Robertus Zannen (1631-1676) naar ‘den Grooten Driesch van Kleine-Vorssen’ verplaatst en in baksteen opgetrokken. Op bijgevoegde kaart uit het kaartboek van de abdij van Herckenrode (1669-1670) is de kapel mooi weergegeven op ‘den Dries van Cleyne Vorssen’. Op de oorspronkelijke plaats aan de ‘Cruyswegh’ is nog ruim 150 jaar een veldkapelletje blijven staan, doch van enige vorm van eredienst was al van vóór de verhuis geen sprake meer. Het ‘nieuwe’ bedehuis op den Dries is echter ook niet de eeuwigheid ingegaan. In 1823 werd de in verval geraakte kapel echter afgebroken. De volgende decennia moesten de gelovigen van Klein-Vorsen noodgedwongen de eucharistievieringen in de nabijgelegen kerkdorpen Montenaken of Kortijs bijwonen.
Precies 50 jaar na afbraak was de behoefte onder de plaatselijke parochianen wederom groot om terug over een kapel (kerk) te beschikken. Op 1 september 1873 werd een aanvraag ingediend om op den Dries een nieuwe kapel op te trekken. Na 22 jaar eindeloos gepalaver tussen de gemeente Montenaken enerzijds en het gehucht Klein-Vorsen anderzijds is de kapel er dan toch gekomen. Prominente instanties als de kerkfabriek van Montenaken, burgemeester E. Wauters, pastoor D. J. Kaudt, A. Kempeneers, E. Menten, koster A. Vandormael en anderen lieten zich tijdens deze jarenlange dorpsklucht niet onbetuigd. De éénbeukige neogotische St.-Rumolduskapel met sierlijke dakruiter, naar het ontwerp van architect A. Van Assche, werd uiteindelijk in 1895 voltooid en siert nog steeds de Groenplaats.
Bij verbouwingswerken aan de westkant van het gebouw werden in 2004 nog sporen van een oude funderingsmuur van de vroegere kapel (1646-1823) blootgelegd. Deze werkzaamheden hebben er eveneens toe geleid dat de ‘cirkel’ van beukenbomen rondom de kapel onherstelbaar is onderbroken.
Eén van de grote bezielers van de bouw van deze laatste kapel, August Kempeneers, heeft trouwens voor de verdienste als geschiedschrijver van zijn geboortestreek een herdenkingsmonument gekregen op het plein vóór de kapel.
Sinds 17 september 2005 spreken we echter niet meer van een kapel. De terugval van het aantal trouwe kerkgangers en de inkrimping van de beschikbare dorpspastoors is hier niet vreemd aan. De kapel, die sinds enige tijd niet meer werd gebruikt voor misvieringen, werd ter beschikking gesteld van de plaatselijke bevolking en het verenigingsleven. Door het inrichten van de kapel als cultuurhuis werd aan het in onbruik geraakte religieus patrimonium een socioculturele bestemming gegeven. De moderne aanbouw van keuken en sanitair getuigt echter van weinig architecturaal inzicht en is begrijpelijkerwijs een doorn in het oog van iedereen die met ons kerkelijk erfgoed begaan is.
Sinds de ontmanteling van de kapel heeft men de klok, als link naar het vroegere bedehuis, centraal in het cultuurhuis opgehangen. De gepolychromeerde houten beelden van de H. Rumoldus en Maria van de Calvarie hebben onderdak gevonden in de kerk van Montenaken.
Even toch vermelden dat Rumoldus oftewel Rombout van Mechelen van Angelsaksiche afkomst was en omstreeks 750 bisschop geweest zou zijn in Dublin. Omdat deze taak hem niet beviel werd hij door paus Stefanus II naar Mechelen gestuurd met als opdracht de Kempen en Noord-Brabant te kerstenen. Verscheidene merkwaardige verhalen worden hem toegeschreven. Tijdens een gesprek met Sint-Gummarus zouden hun wandelstokken wortel hebben geschoten en uitgegroeid zijn tot eikenbomen. Een ander verhaal vertelt dat graaf Ado en gravin Elisa zeer bedroefd waren omdat ze kinderloos bleven. Rombout voorspelde hun een zoon, hetgeen ook geschiedde. Rombout doopte hem Libertus. Enkele jaren later sukkelde de kleine Libertus in het water en verdronk. Rombout wekte hem weer tot leven. Jaren later, in 754, werd Libertus in een kerk te Sint-Truiden vermoord door de Noormannen. Rombout zelf werd in 775 door twee mannen de schedel ingeslagen en zijn lijk werd in de Dijle geworpen, waar het bleef drijven. Zijn lichaam werd tenslotte begraven in de kapel die Rombout zelf had gebouwd en later uitgroeide tot de Sint-Rombouts kathedraal van Mechelen.
Rombout van Mechelen wordt herdacht op 1 juli en wordt aanroepen door vissers en door boeren om een goede oogst te verkrijgen. Hij beschermt ook tegen besmettelijke ziekten en koorts. Hij wordt meestal voorgesteld met mijter, boek, krom- of kruisstaf en soms met kazuifel. De liggende man (met hark, spade, houweel, zeis, bijl of zwaard) aan zijn voeten is één van zijn twee moordenaars.
Meer informatie over deze en alle andere kapellen van de gemeente Gingelom kan U in onze publicatie ‘Kapelletjes langs ’s Heeren wegen te Gingelom‘ terugvinden. Deze uitgave is verkrijgbaar via het secretariaat of in de bibliotheek van Gingelom.