Monseigneur Eugeen Jan Keesen (1841 – 1923)

Alhoewel geboren en begraven te Gingelom, is Monseigneur Eugeen Jan Keesen, ondanks zijn grote verdiensten als voorvechter op politiek, sociaal, religieus en vlaams-voelend gebied, zowel lokaal als nationaal ten onrechte een ietwat vergeten oud-inwoner van ons dorp gebleven.

Hij werd geboren op 3 april 1841 te Gingelom als derde zoon van Charles en Anne-Marie Keesen-Keesen. Zijn vader en moeder waren neef en nicht. Zijn vader was een notariszoon van Herk-de- Stad, zijn moeder was de dochter van Lambert Keesen, landbouwer en schepen te Gingelom. Zijn ouders  waren welstellende boeren en hadden een grote boerderij met meiden en knechten. Zij waren gekend voor hun naastenliefde en vooral zijn moeder vertoonde een uitzonderlijke liefdadigheid jegens de armen van de streek, die bij haar met warme maaltijden werden bedeeld.

Het ouderlijk huis van Mgr. Keesen, gelegen op de Steenweg 107,was jarenlang dé woonst van de Zusters Augustinessen en herbergt nu het kinderdagverblijf de “MiniMax”. De straat waar de school is gelegen kreeg de naam Monseigneur Keesen-straat.

kees

Alhoewel Eugeen een tengere jongen was met een zwakke gezondheid, was hij verstandelijk zeer begaafd. Hij studeerde na zijn lager onderwijs aan het “Ondersteunend College” en later aan het Klein Seminarie te Sint-Truiden. In een wedstrijd tussen de vrije onderwijsinrichtingen van de bisdommen Luik en Brugge eindigde hij als eerste van alle deelnemers. Daar hij al jong de priesterroeping in zich voelde, zoals verschillende anderen van de familie Keesen, studeerde hij daarna te Luik in het Groot Seminarie. Hij werd priester gewijd in 1864. Zijn oversten, bewust van zijn uitzonderlijk verstand, besloten hem naar Rome te zenden voor verdere studies in de Theologie.

Helaas, omwille van zijn zwakke gezondheid ging dit niet door. Daarom besloot men, om zijn gezondheid wat te verbeterenhem als kapelaan te plaatsen in Velm, een rustig dorpje, waar hij zich kon verdiepen in de leer van Thomas van Aquino, zijn lievelingsauteur.

 In 1867 werd hij overgeplaatst als kapelaan naar Waremme, waar hij 10 jaar verbleef. Daar leerde men al snel zijn vechtersmentaliteit kennen. Zo kreeg hij het aan de stok met de liberale en anti-Vlaamse baron de Selys Longchamp, die hij vooral van op de preekstoel bekampte, zodanig dat hij bij de bisschop werd aangeklaagd wegens te politiek gekleurde sermoenen. Maar ook zijn sociaal engagement toonde hij er op alle mogelijkheden : hij stichtte een “Vincentius-à-Paolo”-genootschap en opende op de benedenverdieping van zijn huis een “Cercle Saint-Joseph”, door de tegenpartij “cabaret catholique” genoemd. Op de  eerste verdieping ving hij al snel de daklozen op…. en hijzelf verhuisde naar de zolderverdieping.

In 1877 wordt Keesen benoemd tot pastoor van Tessenderlo waar hij 18 jaar verblijft.

Op godsdienstig gebied organiseerde hij er gemeenschappelijke gebedstonden, stichtte er “Het apostolaat van de eerste vrijdag”, richtte er een zondagschool op in de pastorij en het 40-urengebed. Hij laat in de kerk een grot van Lourdes bouwen. Hij organiseerde een jaarlijkse bedevaart naar Scherpenheuvel.

Sociaal was hij evenzeer actief. Hij richtte een “Cercle” op in een burgerhuis op de markt, geheten naar de naam van de eigenaar : “Bij Kobeken”. Hij stichtte een Boerengilde, die moest zorgen voor de samenwerking van de boerengemeenschap. Ook een “Vrije Veeverzekering” om de boeren te beschermen tegen veesterften. Hij stichtte een “Vincentius-à-Paolo”-genootschap om de armoede van zijn parochianen te bestrijden. Bezorgd om de opvoeding van de kinderen richtte hij een vrije school op onder leiding van “De Broeders van O.L.Vrouw Onbevlekte Ontvangenis van Maaseik”. Met zijn gekende strijdlust bekampte hij de liberalen als voorvechter van het katholiek onderwijs, gedurende de schoolstrijd van 1879 tot 1884. Later, na de schoolstrijd tussen de liberalen en de katholieken, die eindigde bij de verkiezingsoverwinning van de katholieken op 10 juni 1884, werd de school geleid door de Broeders van Liefde. Naast de lagere school en de landbouwschool werd er zelfs een school voor gehandicapten opgericht. Ook deed hij grote inspanningen om een tehuis voor ouderlingen en een hospitaal op te richten.
Als voorbeeld van de ongeëvenaarde strijdlust en durf van Mgr Keesen : een artikel (31 oktober 1884) dat hij schreef in het weekblad “Le Constitutionel du Limbourg belge” ter gelegenheid van het ontslag van een paar katholieke ministers, Woeste en Jacobs,  door Leopold II : “ Sire, nous Vous avons toujours défendu. Aujourd’hui Vous n’êtes plus défendable. Pour la dixième fois Vous nous avez trahis. Nous Vous lâchons!…”.
Een ongelooflijk gedurfde en uitgebreide open brief aan koning Leopold II, die in gans het land uitvoerig werd besproken…. en dat in 1884 en geschreven door een priester!!  

sta 

Op het einde van de 19e eeuw was het voor de heiboeren van de streek een harde tijd en, na raadpleging van een Leuvense professor aangaande ondervoeding, opende hij in een bijgebouwtje van de pastorij de eerste coöperatieve winkel van Limburg, waar jarenlang zijn meid Philomeen en de werkvrouw Trees van het weverke, pekelharing verkochten samen met erwten- en bonensoep. Vandaar kreeg hij de naam : “Pastoor Pekelharing”. Eén van zijn parochianen, Hanke (Hendrik), wilde de pastoor beconcurreren, maar van op de preekstoel werd hij door de pastoor onverbiddelijk geliquideerd. Uit dank werd voor de dekenij een prachtig gebouw uit 1664, een beeld van Monseigneur Keesen opgericht met een mand haring, erwten en bonen, verwijzend naar het sociaal engagement van “Pastoor Pekelharing”. Het streekgerecht “de Looise schotel” is hierop geïnspireerd.

Op 15 oktober 1879 stichtte hij de fanfare St.-Martinus als tegenhanger van de liberale harmonie De Eendracht :  “tot verheffing van de processies en andere goddelijke diensten door middel van gezang en instrumenten”.

In 1883 begon hij met een mandenmakerij in de schuur van de pastorij, die echter maar een kortstondig bestaan had.

In 1892 zorgde hij dat François Raynand, scheikundige te Moustier-sur-Sambre, een fabriekje van scheikundige producten oprichtte, dat later evolueerde tot Tessenderlo Chemie Tessenderlo (T.C.T.).

Door zijn aandeel in de Congressen van Luik in 1886, 1887 en 1890, onder de bescherming van bisschop Mgr. Doutreloux, en zijn artikels in “Le Constitutionel” en later in “Revue des hommes d’oeuvres”, waarvan hij in 1891 de stichter was en later de hoofdredacteur, samensteller en uitgever, kreeg hij een grote bekendheid. Hij werd de spreekbuis van Limburg over al wat de sociale ideeën betrof. De sociale toestand van de arbeider, vooral in de fabrieken, was zijn grote bekommernis. Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij op 12 november 1894, na de grondwetherziening, tot provinciaal senator van Limburg werd aangeduid. Hij voelde zich er niet zo gelukkig mee, stribbelde tegen en het was maar nadat Monseigneur Doutreloux, de bisschop, erin toestemde dat hij zich tot grote droefheid van gans Tessenderlo bij de beslissing neerlegde.

 Op 20 december 1894 legde Senator Keesen de eed af in het nederlands voor de premier, Baton Bethune.

Een interessante tekst hierover :

Op 6 januari 1895 vertrok, onder een uitvaartstemming, de pastoor van Tessenderlo naar Brussel als senator. Toen het vertrekuur was aangebroken vond men de pastoor in de kerk, biddend en wenend. Vier leden van de kerkfabriek stelden dan voor hem te vergezellen, eerst tot in Diest… dan tot Leuven… en uiteindelijk tot in Brussel. Eerst vestigde hij zich in de Dahliastraat te Helmet, waar Philomeen, de meid, op een zolderkamertje sliep. Kort daarna verhuisde hij naar de rue de l’Abricot, een zijstraatje van de Hoogstraat, een vuil, donker straatje. Uiteindelijk belandde hij in een dubbel huis, Hoogstraat 216, vlak naast het rusthuis van de Zusters der Armen, waar hij ook de rol vervulde van aalmoezenier. Hij verbleef er tot aan zijn dood. Daar woonde hij dus te midden van de Marollen en,  Keesen kennende, verbroederde hij onmiddellijk met dat volkske dat hem al snel hunnen “pastuër” noemde. De zatlappen en de moeders met hun snotneuzen van kinderen werden algauw zijn beste vrienden. Algauw was zijn huis een toeverlaat voor al die mensjes in nood, werklozen, sukkelaars, zieken;  gans de marollen wist hem en zijn Philomeen algauw wonen.

In 1898 werd hij erekanunnik van de kathedraal van Luik en in 1899 benoemd tot Huisprelaat van Zijne Heiligheid de Paus, Leo XIII.  

Ook met Tessenderlo bleef hij contact houden. Hij kwam er nog regelmatig zitdagen houden en de gemeenteraad besloot op 17 augustus 1899 een betoging te houden ter ere van hun vroegere pastoor, waarop hem een eremedaille zou overhandigd worden.

Ondertussen bleef hij ook in Brussel zijn sociale ideeën verspreiden en zijn sociale plannen uitvoeren: hij richtte mutualiteiten op en installeerde openbare verwarmde nachtverblijven voor daklozen.

Hij begon ook artikels te schrijven in “Het Vlaamse Volk”, waar hij het katholiek onderwijs en de Vlaamse zaak verdedigde. Op nationaal vlak zette hij zich vooral in voor de armen : bijvoorbeeld het beperken van de alcoholproductie, de zondagsrust, het bespreken van een rechtvaardig loon van de arbeider, de werkliedenpensioenen, de syndicale vrijheden, het overleggen van de arbeidsduur van een werkdag in de mijnen. Herhaaldelijk steunde hij zich op de Encycliek “Rerum Novarum” van Paus Leo XIII. Ook weerlegt hij de stellingen van Karl Marx aangaande de arbeid en het kapitaal.

Ook het verdedigen van het katholiek onderwijs blijft een van zijn stokpaardjes. Alhoewel hij Vlaamsgezind is, pleit hij voor de tweetaligheid in België. Bij zijn talrijke toespraken bezat hij een eigen stijl: een sappige beeldrijke vorm, doorspekt met volkse zegwijzen, en als het moest, spaarde hij niets of niemand en ging ten aanval over.

Ook zijn geboortedorp Gingelom vergat hij niet. De Zusters van De Orde van “Sint-Vincentius-à-Paolo” van Deinze, die vanaf 1915 het onderwijs in Gingelom verzorgden, bouwden een huis en school op de plaats van zijn ouderlijke woning, door hem voor dat doel geschonken. In 1970 werden de laatste zusters, zuster Ghilaine, zuster Agnes, zuster Christiane en zuster Roza, teruggeroepen naar het moederklooster in Deinze. Op het gemeentehuis was een officiële afscheidsviering onder het burgemeesterschap van Paul Soers, waarna het gemeentebestuur, langs het bisdom, dringend een kleuterleidster en een onderwijzeres vroegen om het onderwijs in Gingelom verder te geven. Zo kwamen de Zusters Augustinessen, Zuster Tarcitia (kleuters), Zuster Johanna (lager onderwijs) en zuster Roza (familiehulp) in Gingelom. Uiteindelijk bleef Zuster Johanna alleen over. Zij maakte zich zeer verdienstelijk bij allerhande verenigingen tot ze werd teruggeroepen in het moederhuis te Sint Truiden. Daar stierf ze.

Alhoewel hij fysisch achteruitging en moeilijker marcheerde, mentaal bleef hij helder van geest en even agressief  als vroeger, met een krachtige oratorische taal.

We mogen besluiten dat Mgr Keesen zich gedurende gans zijn leven heeft ingezet en een belangrijke rol heeft gespeeld in de evolutie van het sociaalkatholicisme. Hij voelde zich het best in een paternalistische rol, liefst tussen zijn eigen Limburgers, wiens lot hij dan ook door talrijke organisaties heeft verbeterd.

Op 82-jarige ouderdom stierf hij op 16 augustus 1923 om 7u in zijn huis te Brussel, omringd door enkele familieleden. Hij werd begraven in alle intimiteit. Op 28 augustus om 10u30 werd, naar zijn uitdrukkelijk verlangen, in de parochiekerk te Gingelom een plechtige dienst gecelebreerd in aanwezigheid van Generaal Reute, vertegenwoordiger van de Koning, oud-ministers Descamp en Libaert en vele vooraanstaande senatoren en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders.

Geboortehuis van Monseigneur Keesen in Gingelom

Doodsbrief

doods
graf

Tekst op de grafsteen van Monseigneur Keesen, begraven op het kerkhof van Gingelom (het graf is gelegen rechts van de middenweg) :

Ter nagedachtenis van zaliger
Monseigneur Eugeen Keesen
Huisprelaat van zijne heiligheid den paus
Eerekanunik van de
Kathedraal van Luik
Gewezen pastoor van Tessenderlo
Aalmoezenier der zusterkens
Der armen te Brussel
Senator der provincie Limburg
Commandeur der Leopold’s orde
Geboren te Gingelom den 3 april 1841
en godvruchtig overleden
te Brussel den 16 augustus 1923
Eeuwigdurende eigendom.

Biografie:

  1. Monseigneur KEESEN, Een groot en populair limburger.
    1841-1923
    door C. Godelaine, atheneum-leraar
    uitgegeven in 1928
  2. Monseigneur Eugeen Keesen
    1841-1923
    Een bijdrage tot de geschiedenis van de christen-democratie.
    Verhandeling aangeboden tot het bekomen van de graad van Licentiaat       
    in de Godsdienstwetenschappen door Ludo Sannen
    Uitgegeven in 1978
    Katholieke Universiteit te Leuven
    Faculteit der Godgeleerdheid